Enkel


Het was een koude winterochtend. Ik was net naar school geweest om zoon 1 en 2 over te dragen aan de zorgen van het onderwijzend personeel en keek uit naar een kop hete thee. Die nacht had het flink gevroren. De straten waren op de niet gestrooide stukken werkelijk spiegelglad. Toch was het gelukt om heelhuids heen en weer te komen.

Fietsend.

Tot verbazing van de internationale gemeenschap fiets ik onder zulke omstandigheden liever dan dat ik de auto pak. Een eventuele glijpartij heeft dan minder gevolgen, is mijn redenering.

Vlak voor huis bleek de werkelijkheid weer eens zowel complexer als wreder.

Zo’n honderd meter voor thuiskomst trof ik een tienermeisje aan, zittend op de volledig met ijs bedekte grond van een platgereden parkeerplaats. Haar fiets lag naast haar. De tranen stonden in haar ogen. Enkele voorbijgangers bogen zich over haar heen en zij op haar beurt boog zich over haar enkel.

Ik vroeg of ik kon helpen.

Een van de voorbijgangers meldde dat ze eigenlijk op weg was naar haar werk en dat ze al wat aan de late kant was. Of ik het over wilde nemen. Een man met een klusbus hielp het meisje nog aan een deken uit zijn bus, maar moest daarna weer verder met gereedschap aan de sjouw.

Daar zaten we met zijn tweeën.

‘Hoe heet je?’ vroeg ik.

Ze vertelde mij haar naam en ik haar de mijne.

Het was smerig koud en ik vreesde dat het meisje later vandaag niet alleen problemen aan haar enkel, maar ook aan haar blaas zou hebben. Ik trok dus mijn jas uit en schoof die met amateuristische onhandigheid onder haar achterste.

Het meisje was intussen nog meer in tranen. Niet alleen deed haar enkel gruwelijk zeer, ze stond ook op het punt een belangrijke toets te missen op school. Haar bruine ogen keken mij bang aan. Ik stelde haar gerust dat die toets wel zou komen op een ander moment. First things first. Ze moest nu eerst bij een dokter zien te komen.

Maar hoe?

Ik trok mijn telefoon en belde manlief om hem te vragen haar op te pikken met de auto.

Die nam niet op.

Van alle keren dat ik wilde dat hij onmiddellijk op zou nemen stond deze toch best wel hoog in de top 10. Maar hij nam dus niet op.

Daarom deed ik wat je nooit mag doen volgens de EHBO-cursus die ik nooit gehad heb: het slachtoffer alleen laten.

‘Ik ben zo terug, ik woon hier echt vlakbij. Ik ga mijn man halen en dan halen we je hier vandaan met de auto. Ik beloof je dat ik heel snel weer bij je kom.’

Zo snel als de ijzige straat toeliet haastte ik mij naar huis, om in één zin uit te leggen aan manlief (wiens telefoon zich ergens anders in huis bevond dan hijzelf) wat er aan de hand was. Daarna haastte ik mij, inmiddels vergezeld door dochterlief, weer naar de jongedame met de pijnlijke enkel.

Ik zorgde dat ze zo comfortabel mogelijk zat, ondersteunde voorzichtig haar been, stelde haar voor aan dochterlief, aarzelde of ik haar schoen uit zou trekken, besloot niet het risico te nemen nog meer schade aan te richten. Ik praatte met haar om haar af te leiden.

Daar was manlief al.

Samen hielpen we haar behoedzaam in de auto. Het zweet drupte onder haar hoofddoek vandaan. Ze was bizar dapper.

Manlief bracht haar naar haar huis, waar haar opa haar oppikte om met haar naar de Eerste Hulp te rijden.

Toen ik even later aan de thee zat bedacht ik dat ik evengoed een ambulance had kunnen bellen. Maar sommige dingen bedenk je blijkbaar gewoon te laat.

Die middag keek ik uit het raam en zag haar op krukken uit de auto van haar opa komen. Ik rende naar haar toe om te vragen wat de diagnose was. De enkel bleek gebroken te zijn. Over een week zou een operatie volgen.

Ze woont in de flat tegenover ons huis, dus ik keek vaak of ik haar zag. Maar na die dag kwam ik haar niet meer tegen. Zo af en toe vroeg ik mij af hoe het met haar ging. Hoe lang ben je zoet met een lelijke enkelbreuk? Had ze de toets nog gemaakt? Kon ze weer goed lopen?

Maar mijn vragen bleven onbeantwoord.

Totdat ik vandaag boodschappen haalde bij de buurtsupermarkt. Daar zat ze, achter de kassa. Ik zag het naambordje op haar bedrijfsblouse. Nog voor ik haar gezicht zag, herkende ik haar naam. Ik was aan de beurt en keek in haar bruine ogen, glimlachte naar haar.

‘Hoe gaat het met je enkel?’ vroeg ik.

Ze keek me aan en ineens was er contact. Ze glimlachte terug en ik wist dat ze wist wie ik was.

‘Goed nu.’ zei ze. ‘Ik ben twee keer geopereerd. Wat lief dat u ernaar vraagt!’

‘Het is nu ongeveer een jaar geleden zeker?’ vroeg ik.

‘Ja, en nu pas is het net weer echt goed.’

Ik voel verdriet voor haar. Zo’n weggegooid rotjaar als je zo jong bent.

‘Wow zeg, wat lang,’ zucht ik met haar. ‘Je hebt je echt niet aan zitten stellen toen. Pfoe hé! Ik ben blij dat je weer naar school kunt en kunt werken. Fijn je weer even te zien!’

Ik betaal mijn boodschappen.

‘Wil je zegels?’ vraagt ze.

‘Ja graag!’ antwoord ik.

Ik laad mijn tas vol. De zegels geeft ze aan dochterlief.

‘Alsjeblieft, prinses,’ zegt ze erbij.

Dochterlief en ik zeggen haar gedag en gaan naar huis.

Pas buiten realiseer ik mij dat ze mij vier keer zoveel zegels heeft gegeven als waar ik recht op had.

Ik glimlach en denk: ‘Dankjewel, prinses.’

Reacties

Populaire posts van deze blog

De zee

De toekomst wekt het verleden.

Samen fietsen