Dankbaarheid
‘Opluchting is een
gevoel dat maar kort duurt,’ zo las ik laatst in een roman. Voor je het
weet ben je alweer bezig met het regelen van allerlei zaken en ben je het
gevoel van opluchting weer kwijt.
De hoofdpersoon in het boek dat ik las, had zojuist ternauwernood
een scheepsramp overleefd. Een hele opluchting. Maar meteen moest ze alweer
flink aan de bak, want al haar bezittingen en daarmee haar levensonderhoud,
waren met het schip verloren gegaan en nu moest ze op zoek naar een nieuwe bron
van inkomsten. Een nieuwe zorg overschaduwde de opluchting.
Opluchting waait voorbij voor je het vast kunt pakken. Het
is een heerlijk gevoel, maar heel gauw weer vergeten.
Dankbaarheid is anders. Het lijkt op opluchting. Als je
tenminste afgaat op het vederlichte zweefgevoel vanbinnen. Toch is dankbaarheid
anders. Dankbaarheid kan beklijven. In dankbaarheid kan je je in oefenen, je
kunt het je eigen maken. Dankbaarheid kan vluchtig zijn voor wie er achteloos
mee omgaat of er weinig ervaring mee heeft. Maar als je het vast weet te houden
kan het een geweldige bron van sprankelende blijdschap zijn.
Opluchting en dankbaarheid. Beide gevoelens heb ik in de
afgelopen weken door mijn lijf voelen rennen als een peuter met te weinig slaap
en te veel suiker achter de kiezen.
Opluchting toen manlief en ik gebeld werden door de makelaar
dat ons bod geaccepteerd was op een prachtig huis in Zaandam. Een huis, een
huis, we hebben een huis! Het voelde alsof ik na uren sjouwen twee
boodschappentassen vol melkpakken neer had gezet. Ik had het gevoel dat ik alle
trappen in ons huis (en dat zijn er nogal wat) wel zes keer op en neer kon
rennen zonder zelfs maar een spoortje van een verhoogde hartslag. Een ballon
vol helium zou nog minder gezweefd hebben dan ik op dat moment.
Ik kan mij twee andere keren dat ik dit gevoel had
herinneren. De eerste keer was toen ik zittend aan zo’n troosteloos tafeltje
bij het CBR na mijn derde rijexamen hoorde dat ik het dit keer wel gehaald had.
Het was dat die examinator een ouwe vent was, anders had ik hem gezoend.
De tweede keer was toen dochterlief zich destijds maarliefst
11 dagen te vroeg aandiende. Hoe meer de weeën doorzetten, hoe blijer ik werd.
Ik danste middenin de nacht bijna door de kamer toen ik manlief vriendelijk
verzocht het bed nu maar op klossen te gaan zetten. Geen weken meer wachten,
maar heerlijk van mijn vracht verlost worden (nou vooruit, de opluchting was
nog iets groter toen ze er eenmaal echt was).
Drie keer opluchting, drie keer kwamen er algauw weer
allerlei andere bezigheden of zorgen voorbij die de opluchting als sneeuw voor
de zon lieten verdwijnen.
De opluchtingwegjagers die mij nu parten spelen zijn
allerlei vragen zoals: passen onze meubels wel in die woonkamer? Hoe gaan we de
trappen bekleden? Wat moet er op de muren? Laten we de keuken zo of moet die
nog anders? Wie moet er in welke kamer? Willen we wel of geen zonnewering/beter
geïsoleerde pui/vloerverwarming? En bij bijna alles de vraag: wat gaat het
kosten? Dan heb ik het nog niet eens gehad over vragen als: wanneer gaan we
precies verhuizen? Hoe gaat het met het afscheid hier? Hoe zal de nieuwe school
zijn? En ga zo maar door. Voila, de opluchting is verdwenen.
Maar de dankbaarheid blijft. Wat ben ik dankbaar dat we een
huis hebben gevonden. Dat het zo’n mooi huis is, op zo’n fijn plekje, met
zoveel mogelijkheden, met zulke fijne dingen voor de kinderen in de buurt, met
een schuifpui naar de tuin zodat we zo naar buiten kunnen stappen, met ruimte
genoeg voor slaapkamers en studeerkamer.
En…met een goede fundering.
Een tijdje geleden schreef ik dit: ‘Als je ons, hopelijk over een aantal maanden, aantreft in zo’n
jaren-’70, -’80 of –‘90 huis waar de burgerlijkheid vanaf druipt of dat
helemaal gestript is, heb dan geen medelijden, maar weet dan dat wij
zielsgelukkig zijn dat wij een huis met een stevig fundament gevonden hebben.’
Ik wist toen nog niet wat er zou gaan gebeuren. Ook toen
onze biedingen op twee andere huizen afgewezen werden wist ik het niet. Ik
stond te trappelen van ongeduld. Ik schreeuwde het uit van angst. ‘God, kan ik u vertrouwen?’ Nu weet ik
waarop we moesten wachten. Op dit prachtige, volkomen kale jaren ’80-huis waar
we inderdaad zielsgelukkig mee zijn.
Ik voel mij dankbaar. En dat gevoel blijft.
Al vraag ik mij toch af: wat voor kleur gordijnen moeten we nu
toch doen?
Reacties
Een reactie posten