Huurkinderen
Een huis kopen betekent in ons geval een huurhuis
achterlaten. En dat heeft nadelen. De laatste keer bijvoorbeeld dat de
verwarming haperde en ik met een van de telgen op schoot en met een dekentje om
ons beiden heen zat te bibberen op de bank was een telefoontje naar de
huiseigenaar genoeg om een eind te maken aan de ellende. De keer dat tijdens
een flinke storm een dakkoepeltje meegevoerd werd door de Friese wind, was het
niet manlief of ik die de lekkage hoefde te verhelpen, maar de huiseigenaar.
Toen de inbouwkoelkast naar de eeuwige jachtvelden vertrok, zorgde de
huiseigenaar voor een nieuwe. De huiseigenaar was het die de schilder betaalde
toen de hele buitenboel geschilderd moest worden (en dat was nogal een klus) en
de huiseigenaar regelde iemand die de dakgoten kwam leegmaken toen door alle
stromen water langs de muur aan de buitenkant, aan de binnenkant de muur van
wit naar grijsgroen kleurde.
Kortom, als er wat is met het huis, is de huiseigenaar
verantwoordelijk. Problemen met het huis zijn niet ons probleem. Wat dan weer
niet wil zeggen dat zomaar alles kan. Als de kinderen met de deuren smijten zeg
ik: ‘Voorzichtig, het kan stuk en dit huis is niet van ons.’ De indeling van
het huis is nogal wonderlijk, maar we veranderen het niet want het huis is niet
van ons. Het gekke dakterras aan de achterkant waar we nooit zitten en dat 80
procent van de tijd vol water staat laten we zoals het is, want het huis is
niet van ons (je kunt trouwens geweldig spelen met dat water). De lambrisering
bij de trap laten we al vijfenhalf jaar zitten, want het huis is niet van ons.
De stapel klinkers met onduidelijke bestemming in een hoekje van de tuin staat
al die tijd vrijwel onberoerd op zijn plek, we zitten er niet aan want het huis
is niet van ons. We gaan niet slopen en breken, maar accepteren het zoals het
is. We wonen in het huis, maar houden de eigenaar in ons achterhoofd. En als er
wat is, is een telefoontje genoeg en de eigenaar stuurt een mannetje.
Het opvoeden van kinderen lijkt wel wat op het huren van een
huis. Voor mij voelen de kinderen als geleend. Dat lijkt op huren, alleen
betalen we niet voor ze (het krijgen is in principe gratis, in onderhoud zijn
ze wel wat duurder). De Eigenaar gaf manlief en mij drie mooie mensjes om voor
te zorgen naar ons beste kunnen. Er wordt wel gezegd ‘don’t be gentle, it’s a
rental.’ Dat geldt dan in ieder geval niet voor kinderen. Wij zijn voorzichtig
met onze kinderen. Zoals we ook voorzichtig zijn met het huurhuis, dat niet van
ons is. We houden de Eigenaar van de kinderen in gedachten.
Er is ook een
verschil. Aan het huurhuis doen we niks (ingrijpends). Aan de kinderen wel.
Voortdurend. Vanaf hun geboorte. Bedoeld en onbedoeld. We schilderen en
timmeren wat af aan die kinderen. Altijd weer met de Eigenaar in ons achterhoofd.
Soms lukt wat we in gedachten hadden, soms mislukt het helemaal. We hebben geen
ontwerptekening, dus we doen soms maar wat. We weten niet hoe het gereedschap
werkt en gebruiken het verkeerd. Of we denken lekker bezig te zijn, maar ontdekken
gaandeweg dat iets niet zo mooi uitpakt als gehoopt en dan sturen we bij. Maar
bijsturen kan niet altijd. We maken ook schade. Een ruit sneuvelt, een deurkruk
breekt af, een muur wordt verkeerd geplaatst. De kinderen verdrietig, wij
ook…en de Eigenaar?
Als de kinderen een huurhuis waren en wij de bewoners, dan
waren wij allang uit huis gezet. Beunhazen die we zijn. We hebben geen enkele
opleiding voor het vak van opvoeder. We doen maar wat, zonder verstand van
zaken. Maar de Eigenaar is onverwacht genadig. Hij weet heel goed dat wij zijn
soms onbegrijpelijke kinderen hebben geleend zonder handleiding en zonder dat
we een stoomcursus ‘hoe zorg ik voor zoon 1, zoon 2 en dochterlief?’ hebben
voltooid. Hij ziet ons verdriet bij mislukkingen, ziet hoe we soms leren van
onze fouten, maar ook hoe we minstens zo vaak denken zelf eigenaars te zijn. En
in plaats van ons eruit te zetten zegt hij: een telefoontje is genoeg.
Dus dan bid ik iets van: God,
dit zijn uw kinderen. En ik dacht over opvoeden: ‘ik heb het nog nooit gedaan, dus
ik denk dat ik het wel kan,’ maar het valt niet mee en ik kan het niet. Maar u
wel. En u bent de eigenaar. Dus wilt u alstublieft een mannetje sturen.
En dan stuurt God een mannetje (of vrouwtje) die mij
bijstaat met advies of een luisterend oor, of die een stukje handleiding voor
me schrijft, of die een middagje oppast zodat ik een boek kan lezen in plaats
van stoom uit mijn oren te laten komen. En voor al die keren dat dat niet helpt
en ik onbedoeld brokken maak, stuurt hij een Man die alle schuld op zich neemt
en er niet over peinst mij het ouderschap te ontnemen. In plaats daarvan
fluistert hij mij toe: ‘Je bent van mij,
net als je kinderen. En ik sta niet toe dat ze uit mijn hand vallen.’
Reacties
Een reactie posten