Poetsen voor het Koninkrijk


Op de website van Evert Kwok is een plaatje te vinden van Bernadette. Bernadette is een filosofische huisvrouw. Met een mand vol was tegen zich aangeklemd vat ze peinzend haar leven samen: ‘Ik was, dus ik ben.’

Het is dat Evert Kwok het al bedacht heeft, anders had ik het gedaan. Met enige regelmaat vraag ik mij, terwijl ik de was aan het rekje droog probeer te kijken, verwonderd af hoe mijn beppe en oma dat toch deden met wasbare luiers en elk meer dan tien kinderen.  En dat in een tijd dat een wasmachine een luxe was en een droger ondenkbaar. Wanneer ik soms van gekkigheid niet meer weet hoe ik mijn huishouden rond moet breien en het liefst oordopjes in zou doen tegen het kindergekrijs, helpt het om te bedenken dat het altijd erger kan. Om te beginnen denk ik dan aan mijn moeder. Die heeft 8 kinderen grootgebracht en dat overleefd. Dus als Zoon 2 zijn beker omgooit bij het ontbijt en de melk door de kieren in de tafel door op de grond drupt, terwijl ik Zoon 1 net probeer zover te krijgen dat hij dooreet in plaats van de ingrediëntenlijst op de chocopasta te lezen en ik intussen de schooltassen probeer klaar te maken, haal ik diep adem en denk aan mijn moeder. En als dat niet genoeg helpt, denk ik aan mijn beppe en oma. Soms dan natuurlijk. Achteraf. Meestal ontplof ik eerst even.

Maar daar had ik het niet over, ik had het over die was. Prediker zegt: ‘De zon komt op, de zon gaat onder, en altijd snelt ze naar de plaats waar ze weer op zal gaan. De wind waait naar het zuiden, dan draait hij naar het noorden. Hij draait en waait en draait, en al draaiend waait de wind  weer terug. Alle rivieren stromen naar de zee, toch raakt de zee niet vol. De rivieren keren om, ze gaan weer naar de plaats van waar ze komen, en beginnen weer opnieuw te stromen.’ En ik denk dat hij het stiekem over de was in een huishouden met kinderen had. Het houdt nooit op en komt altijd weer terug. Als je een week doet alsof er geen was bestaat (of ziek wordt, of op vakantie bent), kan je daarna dubbel zo hard aan de bak.

En toch: over de was zal ik niet klagen. Ik ken veel vrouwen die er een hekel aan hebben, maar ik houd ervan. Ik vind het ophangen van de was, het afhalen van het rekje en het opvouwen van een frisse was absoluut geen straf. Eerlijk gezegd vind ik het wel rustgevend. En dan alles weer netjes in de kast, heerlijk opgeruimd. Het enige wat ik er echt vervelend aan vind is dat je er nooit pauze van kunt nemen. De wasmand is nooit leeg.

Helaas heb ik dan ook meteen mijn favoriete klus gehad en er zijn nog veel meer huishoudelijke karweitjes. En daar wringt de schoen. Want wat een hekel heb ik aan poetsen. En aan strijken. Wie heeft ooit bedacht dat ramen gewassen moeten worden? Ik vertik het. Als ik wil zien hoe het er buiten uitziet, ga ik wel naar buiten toe. Strijken beperk ik tot de overhemden van manlief. Een keer in de zoveel weken een hele stapel. Met de muziek hard aan om de ellende te verzachten.

Maar sommige dingen moeten gewoon. Stofzuigen bijvoorbeeld. Daar heb ik een oplossing voor: manlief. Die haalt elke week de stofzuiger door het huis. Ook dan ben ik er nog niet natuurlijk. De toiletten en de badkamer moeten ook zo nu en dan. Steeds vaker eigenlijk naarmate het aantal gebruikers toegenomen is in de afgelopen jaren. En stoffen. Is daar nou geen betere oplossing voor dan dom met een doekje overal overheen gaan? Iedere keer dat ik heb gestoft ben ik zo trots, dat het tijden duurt voor ik moed heb verzameld voor een nieuwe ronde door het huis met emmer en sop.

En toch voel ik mij een beetje schuldig, vind ik van mijzelf dat het best een beetje netter kan in huis.

Maar ik weet dat schuldgevoel een waardeloze motivatie is, dus ik zoek verder. En na lang nadenken (je hebt onwaarschijnlijk veel tijd om na te denken tijdens huishoudelijk werk) bedacht ik dat mijn huis een stukje van Gods Koninkrijk is. Een stukje van dat Koninkrijk van vrede, recht, schoonheid en heelheid. En iedere keer als ik de wc boen, een blouse strijk of het doucheputje leeg, draag ik een beetje bij aan dat Koninkrijk. Niemand ziet het en het is ook algauw weer letterlijk onder het stof verdwenen, maar toch. Stel je voor dat ik helemaal niets zou doen in huis. We zouden omkomen in de troep en smerigheid. Dus met al mijn huishoudelijke gehannes draag ik iets bij aan schoonheid (letterlijk), vrede en heelheid in ons huis. Dat maakt nog niet dat ik ineens van geboen en geschrob houd, maar nu heeft het wel een soort groter doel.

De volgende keer dat ik de wastafel in de badkamer schrob, zal ik zingen: ‘Jezus, alles geef ik U. Wat ik ben en heb en wat ik ooit zal zijn. Al mijn sop, mijn emmer en mijn doek, leg ik in Uw hand, vertrouw ze aan U toe.’ Ik weet zeker dat het huis zal gaan stralen.


Reacties

Populaire posts van deze blog

De zee

De toekomst wekt het verleden.

Samen fietsen