Generatiewissel
Toen zoon 1 geboren werd, gebeurde er iets belangrijks.
Halverwege de kraamweek, uitgewrongen door een bevalling, algehele nieuwigheid,
een stevige dosis hormonen en nachten waarin slapen bijzaak was, ploften
manlief en ik elk op een stoel naast de wieg neer (ik plofte een beetje
voorzichtig natuurlijk) om gewoon eens even te staren naar het resultaat van
negen maanden (on)geduldig wachten. Al starend drong tot ons allebei iets
onthutsend onvermijdelijks door wat we best eerder hadden kunnen bedenken maar
toch allebei nog niet volledig hadden beseft: we waren een generatie
opgeschoven. Onze status was ineens veranderd van ‘kind’ naar ‘ouder’. We waren
nog wel kind van onze ouders natuurlijk, maar in het licht van de nieuwe
positie als ouders leek dat ineens mijlen ver weg. Onder invloed van eerder
genoemde zaken huilden manlief en ik een stortvloed van tranen over deze nieuw
verworven positie. De verantwoordelijkheid voor dit machteloos kwetsbare kindje
in die wieg lag nu op onze schouders. En hoewel ik er geen tissues meer om
verbruik, blijft het besef: ik ben een generatie opgeschoven.
Dat gevoel kwam laatst ineens weer bovendrijven, maar nu
naar aanleiding van iets heel anders. Mijn moeder was geopereerd. ‘Niks
ernstigs, alleen lastig,’ zo omschreef ze het zelf. Ze had naderhand hulp nodig
bij allerlei dingen, dus ik pakte mijn tas vol met boeken, toiletspullen en wat
schone kleren en nam de trein naar haar toe om een paar dagen voor haar te
zorgen. Ik hoefde mij bij haar niet te vervelen. Wat boodschappen halen, even
een stofzuiger door het huis, eten koken, de was doen, een ritje naar de
apotheek. Ineens wist ik wat een mantelzorger doet. Bij dat woord moet ik
altijd denken aan de medewerkers van de garderobe in een theater, maar daar
lijkt het in de praktijk toch weinig op. Mijn moeder en ik hadden het intussen
trouwens reuze gezellig. We kletsten over alle vrouwenzaken die je maar
bedenken kunt, genoten van alle bloemen en chocola die mijn moeder had
gekregen, maakten grappen over mijn moeders toestand, mijn moeder breide en ik
las een boek.
Een van de grappen die mijn moeder maakte was dat ze zich
wel een vrouw van 80 voelde. Wanneer we een van onze dagelijkse wandelingen
maakten, snapte ik waarom. Dan voelde ik mij inderdaad alsof ik met een vrouw
van 80 aan het wandelen was. Kleine stapjes nemend om mijn moeders tempo aan te
houden vroeg ik mij af: ‘Zal het als ze echt 80 is net zo zijn? Hoe zal het
zijn als ze later hulpbehoevend wordt?’ Ik kan mij er nog niets bij indenken.
Net zoals ik mij voor de geboorte van zoon 1 niets kon voorstellen bij het
intense gevoel van verantwoordelijkheid dat hij in mij zou oproepen. Toch zou
het kunnen dat ik ooit zal meemaken hoe mijn moeder is als ze 80 is. Ik hoop
het van harte.
Als kind leek de tijd te kruipen. Nu ik langzamerhand een
poging tot volwassenheid doe, gaat ook de tijd steeds sneller. Voor ik het weet
ben ik zelf oma. Of misschien ook niet. Als het aan zoon 1 ligt kan het
misschien nog even duren. Deze week vroeg hij aan tafel: ‘Wanneer gaan we nou
weer eens naar het Spoorwegmuseum?’ (een walhalla voor onze treinen- en
museafan), waarop manlief hem vroeg: ‘Daar ben je toch al een keer geweest?’
‘Ja, maar ik wil er nog een keer heen.’ Ik stelde voor: ‘Je kunt er ook later
met je eigen kinderen naartoe.’ Maar zoon 1 had daar een duidelijke mening
over: ‘Als ik later groot ben ga ik wel naar het Spoorwegmuseum, maar dan neem
ik echt geen kinderen mee hoor. Die gaan dan steeds allemaal dingen vragen over
treinen en daar heb ik ècht geen zin in.’
Gelukkig heeft hij nog jaren om te bedenken dat kinderen
niet alleen maar zeuren. Gelukkig heb ik waarschijnlijk nog jaren om te wennen
aan een ouder wordende moeder. Gelukkig gaan veel veranderingen geleidelijk.
Krijgen we de tijd om te groeien naar een nieuwe positie op de generatieladder.
Generaties zijn voortdurend in beweging. Die ene keer daar bij de wieg bracht het
mij van mijn stuk, werd ik erdoor overvallen. Het kan mij ook nu nog weemoedig
maken als ik erbij stilsta. Het helpt als ik dan aan God denk. Die eeuwig is.
Ons kent van wieg en daarvoor tot graf en daarna. Niet van de wijs raakt door
generatiewissels. ‘Heer, u bent ons een
toevlucht geweest van geslacht op geslacht. (…) Duizend jaar zijn in uw ogen
als de dag van gisteren die voorbij is, niet meer dan een wake in de nacht.’
Mijn wens en gebed is dat mijn kinderen en kleinkinderen dat
ook ooit zo zullen ervaren.
Reacties
Een reactie posten