Brok in mijn keel
Je kwam niet meteen na je geboorte bij mij. Eerst
hoorde je nog bij die ander. Die ander die ik zo lief heb. Die streelde je,
keek uren naar je. Nam je op schoot. Voelde je warmte. Hij had je nodig om
verder te komen. Wist precies hoe hij je kon gebruiken. Hij vertrouwde je alles
toe. Zijn werk, zijn verhalen, wat hij zag…alles deelde hij met je.
Ik voelde geen jaloezie. Kwam geen liefde tekort.
Mocht zelfs delen in het contact met jou. In de loop van de tijd leerde ik je
zo kennen. Steeds beter. Ik leerde begrijpen waar je gevoelig voor was, waar je
heftig op reageerde en wat je wel en niet wilde en kon. Die ander bij wie je
hoorde had jou vaak nodig, maar soms mocht ik je even bij mij hebben op schoot.
Dan was ik degene die je aanraakte en niet op je uitgekeken raakte. We hadden
het goed samen en ik waardeerde je.
Die ander ook. Dacht ik. Dacht jij. Tot hij je op
een dag aan de kant zette. Genoeg van je had. Je inruilde voor een ander. Jij
voldeed niet langer. Misschien was het omdat je al wat ouder was toen. Je kon
niet zo goed meer meekomen. Het kostte je moeite om de energie op te brengen om
hem tot dienst te zijn. Je had toen al een tijd problemen met je stofwisseling
en had een infuus nodig om op de been te blijven.
Voor mij was dat geen probleem. Ik kende je
inmiddels van haver tot gort. Wist precies wat ik aan je had. Ik liet je zien
wat ik op vakantie deed, betrok je bij mijn werk, liet je helpen bij mijn
vrijwilligerstaken. Dat je het soms wat rustiger aan deed accepteerde ik van
je. Geduld is een schone zaak.
Maar de laatste tijd zag ik wel aan je dat de
ouderdom je ging tekenen. Je bewegingen werden trager. Soms vroeg ik je om mij
te helpen bij mijn werk, of ik vroeg je om hulp bij het formuleren van mijn
gedachten, maar dan weigerde je. Dan zuchtte je en schudde moeizaam ‘nee’. Als
ik dan heel sterk aandrong, kwam je nog wel overeind. Maar uiterst langzaam en
beverig. Steeds minder zeker wist ik wat ik aan je had.
Afscheid van je nemen wilde ik nog niet. Kon ik nog
niet. We waren zo vertrouwd. Hoe zou ik jou ooit aan de kant kunnen zetten? Zo
gemakkelijk gaf ik niet op. Keer op keer schudde ik je vriendelijk maar
dringend wakker. En dan waren we weer even samen. Ik keek naar je. Mijn vingers
beroerden je.
Maar nu is het toch echt voorbij. We kunnen niet
meer samenwerken. Ik durf je niet meer te vertrouwen. Toen je de laatste keer
dat ik je zag je ogen moeizaam opende, merkte ik dat je het contact met de
buitenwereld verloren had. Je had je nu definitief teruggetrokken in je eigen
wereld. Zo kon ik niet meer met je werken. Ik kon niet meer van je op aan. Ik
moest een ander zoeken, die mijn gedachten en verhalen niet voor zichzelf
houdt, zoals jij nu noodgedwongen moet, maar met de buitenwereld kan delen. Vat
het niet persoonlijk op. Ik heb je altijd liefgehad.
Het spijt mij zo. Ik zeg het met een brok in mijn
keel: dag lieve laptop. Bedankt voor tien jaar trouw. Ik zal je missen.
Reacties
Een reactie posten