Tdaantjes


‘Mama, wil jij mijn tdaantjes wegdoen?’

Ze vraagt het met haar allerschattigste nasnikstemmetje. Dikke tranen plakken aan haar ronde peuterwangen. Haar ogen zijn nog waterig. Witblond haar plakt in de nattigheid.

Twee zijn is niet altijd makkelijk. Je struikelt weleens. Je stoot je teen. Zit achterstevoren op je stoel en valt eraf. Of je wilt iets en dat mag dan niet. Of je wilt iets zelf doen maar toch niet, of wel, of toch niet en dan doet mama het en dan ben je verdrietig omdat je het toch zelf had willen doen.

En voor je het weet huil je dikke tranen. Van verdriet, boosheid of frustratie. Je wilt het natuurlijk heus niet, maar die tranen móeten wel gehuild worden. Ze komen gewoon. Trouwens, hoe moet je je leed anders aan de wereld kenbaar maken? Gedeelde smart is halve smart, maar om de smart te delen zal je die toch eerst moeten uiten.

Die schaafplek op je knie, die ruziënde broer, die flauwe regels…om te janken zijn ze.

Maar wat een ongelooflijk onhandige dingen zijn dat, die tranen. Ze maken je wangen nat, druppen op je kleren, zorgen ervoor dat heel de wereld er bobbelig uitziet. Je neus wordt er snotterig van en zelfs je haar raakt ervan in de war. Onbegrijpelijk gewoon.

Dus zo gauw het lijd-met-mij-mee-punt gemaakt is, kan je die tranen maar beter zo snel mogelijk kwijt zien te raken.

Maar je moet ook weer niet doen alsof het allemaal niks voorstelde. Dan trapt mama er de volgende keer niet meer in en kan je niet meer zo heerlijk bij haar op schoot zit te grienen om je ellende. Dan denkt ze dat het allemaal pure aanstellerij is. Voor je het weet meldt ze je aan bij de toneelschool.

Je moet dus zorgen voor een passende afronding, maar dan zonder nog langer door te huilen.

Om te laten merken dat je ziel of lichaam (afhankelijk van de oorzaak van de tranenvloed) weliswaar niet onherstelbaar beschadigd, maar toch flink geschonden is, moet je niet zomaar opstaan, je tranen wegvegen en weer gaan spelen. Je moet laten merken dat het verdriet dusdanig diep zit dat je er niet zelf uit komt. Hulp bij het loslaten van je pijn is onontbeerlijk.

Met een dergelijke redenering in haar achterhoofd vraagt ze daarom: ‘Mama, wil je mijn tdaantjes wegdoen?’

Ik glimlach en veeg met mijn duimen de tranen en vastgeplakte haren van haar wangen, wrijf de nattigheid uit haar hals, snuit haar neus. Ze zucht voldaan. Dit was precies wat ze nodig had.

En wat ik ook nodig heb eigenlijk.

Ik huil gemakkelijk. Maar ik blijf het lastig vinden, die tranen. Huilen kan heel vermoeiend zijn. En sommig verdriet, sommige machteloosheid, sommige boosheid blijft, hoeveel tranen je er ook om huilt. Die tranen krijg ik niet zelf weggeveegd. De pijn blijft.

Daarom bid ik: ‘Vader, wilt u mijn tranen wegdoen?’

Ik ben vol vertrouwen dat Hij dat op een dag zal doen. 

Reacties

Populaire posts van deze blog

De zee

De toekomst wekt het verleden.

Samen fietsen