Plusklas
Zo, ik heb er weer een titel bij. Naast ‘christen’, ‘echtgenote’,
‘moeder’, ‘kerkelijk werker’ en ‘columnist’ (haha), ben ik nu ook ‘juf’.
Nooit gedacht dat nog eens te bereiken, maar nu is het per
ongeluk toch gebeurd.
In een poging zoon 1 en een stel van zijn groep-3-klasgenoten
van het idee af te helpen dat school een plek is die bedoeld is om je er te
vervelen dan wel te voorkomen dat de gedachte aan verveling alleen al zich in
de toekomst zou kunnen gaan voordoen, is er als onderdeel van het pakket aan
extra uitdaging een zogeheten ‘plusklas’ in het leven geroepen. Geheel gedragen
door enthousiaste vrijwilligers. Twee vrijwilligers om precies te zijn. Waarvan
ik de helft ben.
Dat klinkt allemaal nogal cynisch, maar zo is het niet. Het
is juist vreselijk boeiend. Om te beginnen al omdat ik zoon 1 nog nooit zo
rustig heb gezien als tijdens die drie keer plusklas die ik tot nog toe heb mee
mogen maken. Maar niet minder vanwege de rest van het zootje ongeregeld. Mocht
ik al juffenskills bezitten, dan zijn die inmiddels wel tot het uiterste op de
proef gesteld. Alle mogelijke petten, hoeden en andere hoofddeksels neem ik af
voor de juffen en meesters die het dagelijks volhouden met een club kinderen voor
hun neus. Ik ben blij dat ik na twee uur weer naar huis kan.
In die twee uur proberen mijn medevrijwilligster en ik een
gevarieerd programma aan te bieden.
We filosoferen wat met ze over
vragen als ‘Is het leuk om groot te worden?’ en ‘Wanneer is een huis een thuis?’.
We maken vingerafdrukken en vergelijken ze met een vergrootglas. We bouwen
torens van papier en plakband. We lossen een ingewikkelde rekenpuzzel op.
Iedere week denken we na over de
vraag van de week, waarop ze het antwoord thuis uiteindelijk mogen opzoeken. De
eerste keer was dit ‘Waarom heeft een olifant zulke grote oren?’ (nooit
geweten, weer wat geleerd).
Afgelopen week bespraken we het
antwoord op de vraag: ‘Hoeveel letters heeft het Hebreeuwse alfabet en hoe
heten de eerste vier letters?’ Mijn redenering bij het bedenken van deze vraag
was dat ik hiermee in ieder geval niet het reguliere schoolprogramma in de weg
zat. En ik hoefde het antwoord niet op te zoeken. Ook weleens makkelijk. Om het
een beetje extra indrukwekkend te maken had ik mijn Hebreeuwse Bijbel meegenomen.
Ik liet ze de rare letters zien, legde iets uit over de kriebels onder de
letters (dat zijn de klinkers) en las ten slotte Genesis 1:1 voor (dankbaar dat
mijn gewaardeerde docent Hebreeuws in de verste verte niet te bekennen was). ‘Weet
je wat dat betekent?’ vroeg ik de ademloos luisterende kinderen, die daarop
eensgezind ‘nee’ schudden.
‘In het begin maakte God de hemel en
de aarde,’ vertaalde ik.
Wat heerlijk was het om die
stomverbaasde gezichtjes te zien. Hier werd geleerd. Hier werd ontdekt.
Dat bleek wel uit de spontane
uitroep uit een van die verraste monden:
‘Hè juf? Is dat een Bijbel?!’
Ja kind, dat is een Bijbel. Wees
maar blij dat hij vertaald is. Ik zou het absoluut niet kunnen.
Groot respect inderdaad voor alle juffen en meesters! En nu ook voor jou dus 😉
BeantwoordenVerwijderen