Zoog-iets


Het avondeten in huize Moederzuster is een van de meest rusteloze momenten van de dag. Wie de betekenis van het woord ‘kakafonie’ wil leren kennen, moet voor de grap eens om een uur of zes  ’s avonds bij ons komen buurten.

Wat kan ik ernaar verlangen om na een drukke dag vol afspraken en huiselijke klussen aan tafel te gaan zitten en in stilte en vrede mijn bord leeg te eten.

Voorlopig blijft het naar alle waarschijnlijkheid bij verlangen.

De een voorziet het eten van een recensie, de ander jengelt iets in de trant van ‘neeee, self!’, terwijl een derde niet beters te doen weet dan het verhaal dat hij toch per se stante pede wil vertellen, dan wel de vraag die hij absoluut onmiddellijk gesteld moet hebben uiteindelijk maar boven al het andere geluid uit naar mij te roepen met iets meer decibel dan in het oorspronkelijke plan.

Om de een of andere reden worden de vragen van zoon 1 en 2 ook standaard aan mij gesteld (behalve over Lego, want dat stukje van de opvoeding is inmiddels tamelijk goed gelukt: Legovragen stel je aan papa). Zo kan het dus gebeuren dat ik met mijn volslagen overprikkelde hoofd na een serie vragen als: ‘Met hoeveel kilometer per uur gaat de aarde eigenlijk om de zon?’ (‘Geen idee, er zit geen kilometerteller op’), ‘Hoeveel secondes zitten er in één dag?’ (’60 keer 60 keer 24, reken zelf maar uit.’) en ‘Wat is drie keer 2 miljard?’ (‘6 miljard. En drie keer 2 ziljoen is 6 ziljoen.’) ineens het antwoord moet geven op het volgende raadsel van zoon 1: ‘Ik heb iets in gedachten en jij moet raden wat: het is een zoog-iets.’

Juist ja. Een zoog-iets.

‘Wat bedoel je? Een zoogdier?’

‘Nee.’

‘Of bedoel je een bepaald soort zoogdier? Daar zijn er nogal veel van. Of eeh…bedoel je uiers?’ Vraag ik uiteindelijk vertwijfeld.

Bij deze vraag kijkt zoon 1 mij glazig aan. Uiers hoezo?? ‘Nee, ik bedoel een zoog-iets.’

‘Zeg het maar hoor,’ zucht ik. ‘Dit raad ik toch nooit.’

‘Een mens!’ Schatert zoon 1 triomfantelijk. ‘Die lijkt net een zoogdier. Want mensen krijgen net zo baby’s als een zoogdier: uit hun buik en niet uit een ei.’

‘Ooh ja. En baby’s drinken ook melk bij hun moeder. Net zoals kalfjes en andere zoogdieren.’

‘Ja, en daarom lijken mensen op zoogdieren.’

‘Inderdaad, wel een beetje hè,’ bevestig ik. ‘Maar zijn mensen dan hetzelfde als dieren?’

‘Nee, want dieren zijn dieren en mensen zijn mensen.’

‘Ja, hè hè, maar wat is er nou zo anders aan dan?’

Tja, dat is me nogal een vraag. Wat is nou toch het verschil precies tussen mensen en dieren?

Ik doe een gooi: ‘Kunnen dieren denken en voelen, net zoals mensen?’ Zoon 1 denkt van wel. Zoon 2 is inmiddels ook aangehaakt en is het eens met zijn broer.

‘En iets willen?’ vraag ik.

‘Ja hoor. Als een dier wil eten, gaat hij eten en als hij geen zin heeft in eten laat hij het staan. Dus een dier kan ook iets willen,’ Vindt zoon 1.

Zoon 2 doet ook een suggestie: ‘Dieren hebben meer poten.’

‘Nee, niet allemaal,’ help ik zijn argument om zeep. ‘Sommige dieren hebben meer poten, sommige hebben er vier zoals wij en andere lopen op twee, net zoals wij.’

Zoon 1 heeft nog wel een idee: ‘Dieren hebben per soort allemaal dezelfde taal, maar mensen hebben allemaal verschillende talen ook al zijn ze van dezelfde soort.’

Ik ben onder de indruk van deze gedachtegang, maar neem er toch nog geen genoegen mee. De argumentatie blijft wat magertjes.

‘Kunnen jullie nog meer verschillen bedenken tussen mensen en dieren?’

Voor deze ene keer is het een paar tellen stil aan tafel. De hersenen van mijn zoons gloeien van inspanning, maar zonder resultaat: meer verschillen kunnen ze niet bedenken.

 Ik besluit dit zeldzame moment aan te grijpen voor een beetje geloofsopvoeding: ‘In de Bijbel staat dat toen God de mensen maakte, Hij erbij zei dat ze op Hem moesten lijken. Mensen lijken dus op God en dieren niet. Dat is een belangrijk verschil. Mensen zijn natuurlijk wel anders dan God, maar ze zijn wel een beetje zoals Hij, omdat Hij ze zo heeft gemaakt dat ze op Hem lijken.’

Zoon 1 vat het. Voor zover dit te vatten valt: ‘Dus God wilde gewoon dat er iets was wat op Hem leek.’

‘Precies. En toen maakte Hij mensen.’

Dus ook die drie decibelproducenten aan mijn eettafel.

Dat zij en ik maar meer en meer op Hem mogen gaan lijken.

Reacties

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

De zee

De toekomst wekt het verleden.

Samen fietsen