Bed
Sommigen hebben het op hun lijst met hobby’s staan, anderen
hebben er een moeizame verhouding mee. Ik val in de categorie ‘anderen’. En
nee, het gaat hier niet over bier drinken. Het gaat hier over slapen.
Als je slapers (min of meer de hele mensheid dus) verdeelt
in ‘goede’ en ‘slechte’, met 10 als goed en 1 als slecht, zou ik mijzelf
ongeveer een zesje toebedelen. Net voldoende en het kan erger, maar er hoeft
maar iets te gebeuren of ik zak naar onvoldoende. Slapen is een inspannende
klus voor mij.
Een vriendin van mij kan dat beamen. Wanneer ik als tiener
bij haar kwam logeren trok ik zonder pardon de klok van de muur om de batterij
eruit de halen. Een tikkende klok op een slaapkamer. Hoe krijg je het
verzonnen.
Een te dik of te dun kussen. Een te dik of te dun dekbed.
Een te zacht matras of een die te hard is. Pratende mensen in een kamer
verderop. Een voorbij rijdende auto. Drukte in mijn hoofd. Gepieker over onzin.
Hoogzomer te warm, midwinter te koud. Allemaal redenen voor mij om geen oog
dicht te doen. Nee, ik ben geen gemakkelijke slaper.
Daar werd ik op vakantie (zoals gebruikelijk) weer mee
geconfronteerd. Er was eigenlijk niets aan ons vakantiehuisje wat niet perfect
was, behalve dan de dingen waarin we een derde van de vakantie doorbrachten: de
bedden. Het schortte wat aan de hoeveelheid ruimte. Met een man van 1,93 meter
en mijzelf erbij was een bed van 1,60 meter breed en 2 meter lang wat aan de
krappe kant. Het was onvermijdelijk dat er zo nu en dan een knie van manlief in
mijn maag belandde. Het effect werd nog wat versterkt doordat iedere keer dat
manlief zich omdraaide ik bijna het raam uit gelanceerd werd en als ik mij
omdraaide zorgde dat voor zoveel geschud dat manlief bijna een dubbele salto in
de lucht kon maken voordat hij de grond raakte. Om nog maar niet te spreken
over het geluid dat het bed bij deze bewegingen maakte.
Ergens in de geschiedenis van de mensheid is door iemand
bedacht dat echtelieden in een en hetzelfde bed de nacht door moeten brengen.
Niet de hele wereldbevolking deelt deze mening. Maar wij hebben nu eenmaal de
pech in de westerse wereld op te groeien. Vandaar dat ik voor ik trouwde het
romantische beeld koesterde om na ons huwelijk voortaan knus in de armen van
manlief in slaap te vallen en in dezelfde houding weer wakker te worden.
Realiteitszin is nooit mijn sterkste kant geweest.
Al voor wij trouwden beroofde manlief mij van dit idyllische
plaatje in mijn hoofd.
Toen in de aanloop naar onze trouwdag de aankoop van een bed
ter sprake kwam, stelde hij voor om eenzelfde bed erbij te kopen zoals hij al
bezat (of eigenlijk belag). Dan hadden we twee bij elkaar passende bedden.
Ieder met een eigen matras. Ieder met een eigen deken.
Ik had nog nooit zoiets belachelijks gehoord. Wie trouwt er
nu om zich vervolgens in zijn eigen coconnetje terug te trekken? De naam ‘scheidingsbed’
die ik later van een vriendin hoorde over ons bed had ik op dat moment zelf uit
kunnen vinden. Alhoewel, nu ik erover nadacht… ik moest toegeven: een eigen
deken had wel voordelen. Ik herinnerde mij levendig de nachtelijke
vechtpartijen met mijn zus om de stapel dekens op het tweepersoons logeerbed
bij mijn oma. Waarbij mijn zus eindigde met drie dekens en ik met slechts een
laken. Het was maar goed dat ik er een voordeel in zag om elk een eigen deken
te hebben, want regel 1 bij manlief is dat wat hij wil er niet zomaar uit te
praten is. Maar ieder een eigen matras? Hoe ongezellig wil je het hebben. ‘We
zetten de bedden wel tegen elkaar aan hoor,’ verdedigde manlief zich. Ja, het
moest er nog bijkomen dat hij met zijn bed naar zolder vertrok. ‘Als we meer
willen dan alleen slapen kan dat wel op één van beide bedden toch?’ voegde hij
er nog aan toe. Jaaahaaa, okee, ik begreep dat regel 1 weer in werking trad.
Dus kochten we er een bed met matras bij, schaften we een tweede
(extra lang) dekbed aan met een set dekbedhoezen om ons vervolgens de gelukkige
eigenaars te kunnen noemen van twee bedden van 210 cm bij 90 cm. Inmiddels slapen
manlief al acht jaar vlak naast elkaar, ieder gehuld in onze eigen deken op ons
eigen matras. Manlief slaapt goed, ik slaap redelijk. We hebben een mooi en liefdevol
huwelijk.
Dat het mooi en liefdevol is, is vrijwel rechtstreeks te
herleiden tot ons nachtrustbevorderende bed. Wie weet hoe ik ben met te weinig
slaap achter de rug weet wat ik bedoel. Manlief had er niks beters door kunnen
drukken. Hij heeft ons huwelijk ermee gered voordat het begon. Toen ik mij dat
realiseerde vlak nadat ik een elleboog van manlief tussen mijn ribben vandaan
had geduwd, daar in dat wiebelbed op vakantie, herhaalde ik maar weer eens wat
ik al ontelbaar vaak zeg: ‘Dank u God, voor manlief. Ik zou niet weten wat ik
zonder die kerel moet.’ En voor deze keer voegde ik eraan toe: ‘En bedankt voor
mijn bed. Amen.’
Reacties
Een reactie posten