Fabriekjesstad
‘Ze hadden het hier beter Fabriekjesstad kunnen noemen,’
merkt zoon 1 op, grinnikend omdat blijkbaar nog niemand op dat idee gekomen is
en hij wel. We fietsen van school naar huis, en inderdaad, we kunnen niet om de
fabrieken heen. We passeren er een heel aantal. Sommige van dichtbij, sommige
van een afstandje, her en der verspreid langs de route.
Ik ben niet erg onder de indruk, omdat ik in tegenstelling
tot zoon 1 opgegroeid ben tussen fabrieken. Of om precies te zijn: in een mooi
en rustig dorp dat ingeklemd lag tussen havens, snelwegen, containerterminals
en fabrieken. Raffinaderijen om nog wat nauwkeuriger te zijn. Daarvan ging heel
wat meer dreiging uit dan van de fabrieken die hier om ons heen het stadsbeeld
bepalen en waar zo’n beetje alleen voedingsmiddelen vandaan komen (en zo af en
toe een geur alsof de hele buurt een wedstrijd chocoladecake bakken houdt).
Niet dat ik mij als kind ook maar een seconde bewust ben geweest van enige vorm
van dreiging, maar het schijnt toch echt dat de geschiedenis van mijn
geboortedorp wordt opgedeeld in een periode ‘voor de grote boem’ en een periode
‘na de grote boem’. Best veelzeggend, helemaal omdat het over een ‘boem’ uit
1968 gaat. Jaren voordat ik ter wereld kwam. Het collectief geheugen werkt daar
blijkbaar uitstekend.
Fabrieken dus. Ook al ben ik er altijd al aan gewend, ik heb
ze nooit mooi gevonden. Doe mij maar een weiland met koeien, een blauwe lucht
met hier en daar een vriendelijk wit wolkje, een kalm voortstromende rivier en
een molen hier en daar.
Geen probleem, ik word op mijn wenken bediend. Wanneer ik
met zoon 2 achterop en zoon 1 voor mij op zijn eigen fiets de brug opgeploeterd
ben, op weg naar huis, laat ik de fabrieken die aan de rechterkant op beide
rivieroevers de aandacht proberen te trekken voor wat ze zijn en draai mijn
hoofd naar links. Waarmee ik niet opval, want uit zo ongeveer ieder volk en
natie komen mensen om te bewonderen wat er daar aan de linkerkant staat: de
Zaanse Schans.
Molens: check, rivier: check, blauwe lucht: check, witte
wolkjes: check, koeien (goed kijken): check.
Soms moet je gewoon kiezen welke kant je op kijkt.
Als ik aan iemand vertel waar ik ben opgegroeid, begint
degene die mij aanhoort meestal meteen over de stank of afzichtelijkheid van
dat wat vanaf de snelweg te zien is.
Maar dat is niet wat ik mij herinner. Ik herinner mij een
plek waar ik in de hoogste bomen klom, sneeuwpoppen maakte, de eerste prijs met
zaklopen won op Koninginnedag en de zomerse hitte ontvluchtte in het water van
de rivier.
Soms moet je gewoon kiezen welke kant je op kijkt.
Wie mij wat beter kent zal mij
omschrijven als een pessimist. Zelf zou ik mij natuurlijk een realist noemen.
Het valt voor mij dus niet altijd mee om te kiezen welke kant ik op kijk. Mijn
blik wordt als ijzervijlsel naar een magneet getrokken naar alle lelijkheid die
er maar te vinden is. Maar ik moedig mijzelf steeds weer aan om te kiezen welke
kant ik op kijk en de hoop niet te verliezen.
En nee, dit is geen pleidooi om weg
te kijken van alle lelijks. Geen pleidooi om geen zieken meer te bezoeken omdat
het te pijnlijk is, geen pleidooi om vluchtelingen te vergeten omdat ze te
hopeloos zijn, geen pleidooi om met een boog om (ex-)gedetineerden heen te
lopen omdat ze te eng zijn. Alsof je op die manier de lelijkheid van het leven
kunt ontlopen.
Nee, de lelijkheid kunnen we niet
ontlopen. Ik word er mijn leven lang al door achtervolgd, in allerlei
gedaantes. Wat ik ervan geleerd heb is om er niet meer bang voor te zijn. Want
ik heb mij erin geoefend om juist omringd door lelijkheid de schoonheid, het
mooie en het hele te zoeken, te zien en te waarderen. Nergens sprankelt en
straalt schoonheid zo als wanneer je midden tussen heel veel lelijks zit.
Zoekend naar schoonheid in de
lelijkheid van het leven valt mijn blik op Jezus. Op het eerste gezicht een
sneu figuur, ten onder gegaan aan zijn eigen succes. Vermoord voordat Hij zijn
idealen waar kon maken. Maar wie beter kijkt, wie zoekt en wil zien, ziet de
Schoonheid in eigen persoon, de Redder van de wereld.
Soms wiebel ik alle kanten op. Soms
zie ik weinig van wat God doet. Soms verklaar ik mijzelf voor gek dat ik geloof.
Maar soms…soms moet je gewoon kiezen welke kant je op kijkt. Voor je het weet
zie je de prachtigste dingen.
Reacties
Een reactie posten