Donatie
Het ziet er dramatisch uit, het enorme witte verband om mijn
elleboog. Ik kon wel zwaargewond wezen. Maar het valt mee. Een klein gaatje in
mijn vel en ader, dat is alles. Een halve kilo lichter, dat wel. En een zak
bloed naast mij. Vers getapt. Ik voel mij trots. Hupsakee, een mensenleven
gered. Zeven jaar geleden was het dat ik voor het laatst in zo’n stoel zat om
mij vrijwillig lek te laten prikken (manlief verklaart mij bij het idee alleen
al voor gek). Nu, drie kinderen rijker, kon ik weer. Mocht ik weer. Wilde ik
weer.
Dus meldde ik mij weer aan bij ’s lands bloedtapvoorziening.
Ze kenden mij nog van al die jaren terug, maar voor de zekerheid werd ik toch
nog even opnieuw gekeurd. Want: het moet veilig zijn voor ontvanger en donor.
De arts was tevreden, dus ik mocht meteen doorlopen naar de afdeling
lekprikken. En als ik nu verder geen nare ziektes blijk te hebben, heb ik dus met
tien minuten rustig in een stoel zitten een leven gered. Dat is nog een keer te
doen op die manier.
Helemaal omdat ik volkomen in de watten gelegd en de hemel
in geprezen word. Bij de balie: ‘Bedankt dat je je weer hebt aangemeld!’ Bij de
keuringsarts: ‘Fijn dat je weer terug bent!’ Bij de lekprikmevrouw: ‘Goed dat
je weer bent gekomen! Zit je trouwens lekker? En kan ik nog wat voor je doen?
Voel je je goed? Moet je stoel nog anders? Oh, heb je je jas ergens laten
liggen? Zal ik hem even voor je opzoeken? Je doet het geweldig! Het loopt als
een trein.’ En naderhand: ‘Wat wil je drinken? Thee? Ik breng het bij je hoor en er
staan hier ook koeken en chocolaatjes. Neem er maar lekker van.’
Het is maar goed dat
ik tien minuten moet stilzitten. Dat is precies genoeg tijd voor wat
filosoferen over waarom ik daar in die stoel zit en of dat nog iets met God te
maken heeft. Genoeg tijd ook om mijzelf uit te lachen om mijn misplaatste
trots.
Het kan wel wezen dat ik hier een partijtje een leven zit te
redden door mijn bloed te geven, maar het stelt natuurlijk geen klap voor. Ik
ben dankbaar dat ik gezond ben en dit kan doen. Ik kan er lekker bij zitten en
krijg emmers vol dankbaarheid over mij uitgestort. Echt, mocht je worstelen met
‘niemand-wil-mij-gedachtes,’ ga naar de bloedbank en je bent er acuut van
verlost.
Ik word hier de hemel in geprezen. Maar hoe zit het met die
Ander die zijn bloed gaf om niet maar een mens, maar heel de mensheid te redden,
voor eeuwig? Als er Iemand is die het verdient de hemel in geprezen te worden
is Hij het wel. Ik zit comfortabel in een stoel, kom eindelijk aan mijn nog te
lezen boek van mijn favoriete auteur toe en word bediend als een koningin. Maar
de Koning van hemel en aarde zette al zijn comfort opzij. Hij werd belachelijk
gemaakt, diep vernederd, vertrapt, gemarteld, gedood. Veilig voor ontvanger en
donor? Deze Donor stelde zijn eigen veiligheid ver beneden die van de ontvanger.
Ik ben misschien een beetje gammel achteraf, Hij gaf zijn leven.
Ik kijk naar het verband om mijn arm. Voor wie doe ik dit?
Voor mijn zus die ooit bloed kreeg? Voor mijn vader die altijd bloed gaf?
Misschien. Maar vooral doe ik het omdat alles wat ik heb gekregen is. Gekregen
om door te geven. Zelfs mijn bloed.
Reacties
Een reactie posten