Spijkers
Verspreid over verschillende kasten in ons huis staat een
ruime verzameling boeken. Van ingewikkelde theologie met stemmige kaft tot
Nijntje en Pluk in vrolijke kleuren, van vluchtig romannetje tot stevige literatuur.
Een van de boekenkastplanken in de woonkamer is gereserveerd
voor kinderbijbels. Als ouders die een poging doen hun kinderen iets over een
leven met God bij te brengen, hebben manlief en ik inmiddels een behoorlijke
collectie in dat genre opgebouwd. We lezen er trouw een tot twee keer per dag
uit, dus sommige exemplaren kennen we inmiddels min of meer uit ons hoofd.
Dat geldt trouwens ook voor sommige stukken uit de ‘Bijbel
voor grote mensen.’ Wat je maar vaak genoeg hoort, blijft vanzelf ergens in een
laatje in je hoofd hangen.
Het nadeel van al die herhaling, is dat alles op den duur
gewoon wordt, hoe bizar of wereldschokkend het ook is wat er staat.
Gelukkig is daar dan nog ons nakroost. Die hebben altijd een
frisse kijk op de zaak. Ondanks de vele keren dat we al met ze door de
kinderbijbel gekropen zijn, blijven ze nieuwe dingen ontdekken.
Zo las manlief laatst het verhaal over de kruisiging van
Jezus voor uit de kinderbijbel (heftige verhalen worden in kinderbijbels niet
geschuwd). Dat had zoon 2 al zo’n 983 keer eerder gehoord, maar de laatste tijd
kwamen er toch wat vragen bij hem op over waarom dit nou toch zo moest. ‘Jezus
had toch niks verkeerds gedaan?’ vroeg hij mij een paar dagen eerder al heel verbaasd.
‘Nee, helemaal niks. Vreemd he, dat het toch gebeurde. Normaal krijg je alleen
straf als je iets verkeerds hebt gedaan. Het was ook niet eerlijk. Maar Jezus
wilde dat voor ons doen,’ zei ik toen maar. Daar nam hij half tegensputterend voorlopig
genoegen mee.
Toch was de ernst van het verhaal blijkbaar nog niet
helemaal tot hem doorgedrongen, want nu manlief het verhaal zo voorlas zat zoon
2 met gespitste oortjes en stijgende verwondering te luisteren. ‘Het waren niet de spijkers die Jezus daar
hielden. Het was liefde,’ las manlief, over de spijkers waarmee Jezus aan
het kruis werd gehangen. ‘Wat zijn spijkers?’ fluisterde zoon 2 mij toe. ‘Een
soort schroeven,’ siste ik terug, in de hoop dat hij even stil zou zijn tot het
einde van het verhaal. Maar dat bleek valse hoop. De ogen van zoon 2 werden vochtig
van tranen: ‘Maar dan gaat Jezus stuk!’ zei hij met een brok in zijn keel.
Ik was er even beduusd van. Ja, inderdaad, daar gaat Jezus
stuk van. Wat ik door al die keren dat ik het over het kruis het gehad, door al
die keren dat ik erover in de Bijbel las zowat normaal zou gaan vinden, daar
herinnerde zoon 2 mij zomaar tussen toetje en tandenpoetsen even aan. Jezus
ging stuk. Heel erg stuk. Op een gruwelijke manier stuk.
Nu kon ik natuurlijk zeggen dat het allemaal wel weer goed
zou komen. En dat Jezus weer zou opstaan uit de dood. En dat zou allemaal waar
zijn.
Maar ik zei het niet.
Ik liet het maar gewoon even zo staan.
Jezus ging stuk.
En ik met al mijn boekenwijsheid was zomaar bijna vergeten
hoe bizar en wereldschokkend dat is. Onbegrijpelijk. Voor zoon 2, maar ook voor
mij.
Een groot mysterie. Een mysterie dat schuurt en schokt.
Een Godswonder.
Reacties
Een reactie posten