Hallo boom
Haar zachte blonde wiebelstaartje kriebelt aan mijn kin.
Haar voetjes, omhuld door stevige stoere zwarte veterlaarsjes houdt ze stijf in
de voetensteuntjes. Haar roze jasje knispert tegen het stoeltje als ze zich
alle kanten op draait om maar niks te missen. Haar hoge stemmetje kwebbelt
vrolijk bij alles wat ze ziet.
‘Huis!’
‘Ja, dat is een huis.’
‘Nohhu huis!’
‘Ja, nog een huis.’
‘Nohhu huis, nohhu huis, nohhu huis!’
‘Ja, nog veel meer huizen.’
‘Ato!’
‘Ja, dat is een auto.’
‘Ato!’
‘Ja, inderdaad, een auto.’
‘Ato! Ato! Ato! Ato! Ato! Ato!’
‘Ja, hier staat een hele rij auto’s geparkeerd.’
‘Boom!’
‘Ja, dat is een boom.’
‘Hawwo boom! Hawwo boom! Hawwo boom! Hawwo boom! Hawwo boom!
Hawwo boom!’
‘Oh, zeg je even hallo tegen alle bomen?’
‘Jaaa! Hawwo boom! Hawwo boom! Sies!’
‘Ja, daar is een fiets.’
Zo gaat dat ongeveer als ik met dochterlief fiets.
Gratis therapie. Een soort mindful moederen. Een boom. Zie
de boom. Ruik de boom. Voel de boom. Groet de boom. Krijg een plens water in je
nek van de blaadjes van de boom. Herhaal bij de volgende boom.
Dochterlief geniet van iedere boom, iedere auto, ieder huis
dat ze ziet evenveel. Het onderscheid tussen hoofd- en bijzaak dat grote mensen hindert, staat
haar nog totaal niet in de weg. Alles is haar even dierbaar en kostbaar, alles
maakt evenveel indruk en is even bijzonder. Een willekeurig opgeraapt
herfstblaadje wordt gekoesterd als een schat en overal mee naartoe genomen. Een
prullerig armbandje dat ze kreeg bij de tandarts wordt bewaakt alsof het de
kroonjuwelen betreft.
Ik vind dat moeilijk te begrijpen. Wat is er nu zo bijzonder
aan een boom? Wie (enkele licht verdwaalde mannen daargelaten) wordt er nu
enthousiast bij iedere willekeurige auto? Waarom zou je iedere auto benoemen,
iedere boom begroeten als was het een oude kennis? Er zijn toch massa’s auto’s?
Er zijn toch bossen vol bomen?
Wij, grote mensen, zien liever het geheel, de massa, de
grote lijnen. Daarvoor kunnen we wel warmlopen. Of juist voor één specifieke
boom waaraan je goede herinneringen hebt, of voor die ene bijzondere auto met
de slimste techniek. Maar niet voor elke individuele boom en iedere auto apart.
Daarom ben ik ook altijd wat sceptisch als iemand zegt: ‘Jij
bent heel speciaal voor God.’
‘Jaja,’ denk ik dan, ‘Net zo speciaal als de rest van de
wereld zeker, die ook speciaal is. Wat is daar nu speciaal aan?’
Maar dan kijk ik met mijn lamgeslagen overvoerde volwassen
ogen. Ogen waaruit de verwondering verdwenen is. Ogen die niet echt meer zien.
Misschien dat God wel zo ongeveer naar de wereld kijkt als
dochterlief. Hij ziet een complete wereldbevolking. Een gigantische massa
mensen. Maar hij heeft oog voor ieder individu en ziet ieder mens afzonderlijk
met zijn of haar specifieke eigenschappen. Hij loopt voor iedereen warm, roept
ieders naam met evenveel overtuiging en verlangen. Voor Hem is iedereen
daadwerkelijk speciaal.
Wat wil ik graag leren kijken met die ogen. Als ik dan door
de stad fiets en al die mensen zie, dan zie ik geen irritante automobilist,
asociale scooterrijder, of slome fietser. Als ik kijk met Gods ogen zal ik
eerder zoiets denken: ‘Hawwo mooi mens! Hawwo mooi mens! Hawwo mooi mens!’
Dat zou toch bovenmenselijk zijn.
Reacties
Een reactie posten