Leerkuil
Het bovenste onderdeel van mijn lijf is mijn hoofd. Dat is
meteen ook het drukste onderdeel van mijn lijf. In mijn hoofd gebeurt van
alles. In mijn hoofd zijn allerlei afdelingen met verschillende gedachtes. Op
de weggetjes die ertussen lopen is het een drukte van belang. Zo nu en dan is
er een opstopping. Dan heb ik even rust nodig tot de files weer opgelost zijn
en dan kan ik weer verder denken.
In de loop van mijn leven ben ik erachter gekomen dat de
wegenkaart in mijn hoofd er op sommige stukken volstrekt anders uitziet dan die
in het hoofd van anderen. Wist ik veel. Als kind denk je dat iedereen hetzelfde
is. Maar helaas, iedereen bleek uniek. Ik dus ook. Dat is niet altijd leuk,
maar ik zal het ermee moeten doen.
Als ik bijvoorbeeld een grap maak, wordt die niet altijd
begrepen. Vooral als het over taal gaat (dat is nu eenmaal zeg maar echt mijn
ding), wil ik nog weleens op de verkeerde frequentie uitzenden en vervolgens
een wazige blik oogsten.
Na 29 jaar op aarde rondlopen begin ik een klein beetje door
te krijgen wat wel werkt, dus maak ik nu zo nu en dan een grap die wel aankomt
op de bestemming ‘lachen.’ Heel fijn. Mijn hand is gauw gevuld.
Tot zover de afdeling ‘humor.’
Maar er zijn meer afdelingen in mijn hoofd.
Ik heb ook een afdeling ‘idealen’
(die is nogal onderbemand), een afdeling ‘geloof’ (met dependances in mijn lijf
en ziel), een afdeling ‘hoe ga ik alle klusjes vandaag gedaan krijgen?’ (daar
staat vaak file) en nog heel wat meer afdelingen. Er wordt wat afgedacht in dat
hoofd van mij.
Ik wil het even hebben over de
afdeling: ‘gedachtes over falen.’
Eigenlijk wilde ik flink gaan
reorganiseren en die afdeling inkrimpen of zelfs helemaal wegbezuinigen. Maar
blijkbaar dachten ze er daar zelf anders over en hebben ze toch stiekem een
vacature uitgezet om er juist personeel bij te werven. Gek word ik ervan. Ze
trekken personeel weg bij de afdelingen ‘gedachtes aan nieuwe projecten’, de
afdeling ‘dappere gedachtes’ heeft door hun toedoen inmiddels grote
personeelstekorten en zelfs de afdeling ‘genieten van successen’ lijdt onder
hun jacht op nieuwe mankrachten.
De afdeling ‘gedachtes aan falen’ is
zogezegd een blok aan het been van mijn hoofd.
Gelukkig ben ik niet de enige in het
gezin die zo in elkaar steekt. Falen is denk ik van niemand een hobby, en hier
in huis zijn we er ook geen van allen gek op.
De kinderen hebben kennelijk mijn
motto hieromtrent overgenomen: ‘voorkomen is beter dan genezen’. Wat je niet
probeert, kan ook niet mis gaan.
Concreet betekent dat, dat ik als ik
iets in mijn leven tegenkom wat al te ingewikkeld word, ik bij voorkeur
rechtsomkeert maak. Dat doe ik natuurlijk met een gepaste redenering erbij. Ik
zou eens laf overkomen.
Laat ik wiskunde als voorbeeld
nemen. In plaats van een wiskundeknobbel, bezit ik een wiskundedeuk. Wiskunde
is het vak waarvoor ik in mijn dromen nog weleens eindexamen moet doen. Dat
zijn geen leuke dromen. Mijn redenering bij de wiskundelessen was dan ook: het
is een onnodig vak. Ik heb er niets aan. Ik verspeel er geen tijd aan. Te
moeilijk, dus: rechtsomkeert maken.
Of neem bijvoorbeeld spelletjes. Ik
ben niet erg tactisch, dus ik verlies voortdurend. Ik begin er dan ook maar
liever niet meer aan. Als ik verlies ben ik niet bepaald gezellig en bovendien
zijn spelletjes toch maar dom en stom en tijdverspilling. Te moeilijk, dus:
bagatelliseren.
Dit fenomeen van iets ingewikkelds
tegenkomen waar je niet, zoals je gewend bent, met een grote stap overheen kunt
en waarbij ik dus maar zeg dat het stom is of onnodige tijdverspilling, wordt
in het onderwijs aan hoogbegaafden de ‘leerkuil’ genoemd. Dat is een kuil waar
aan de overkant een doel ligt waar je het liefst heen zou springen, maar waar
je nu eenmaal alleen door oefening en met hulp komt. Veters strikken
bijvoorbeeld. Of fietsen.
Om bij het doel te komen moet je
door de kuil heen. Dat voelt niet lekker. Hoe dieper je komt, hoe meer je je
gaat realiseren dat je bij iets bent gekomen dat je niet in een keer kunt, dat
moeilijk is, dat je nog een keer moet proberen voordat je het beheerst en
waarbij je uiteindelijk om hulp moet vragen om weer uit de kuil te komen. Maar
als je daar dan bent, realiseer je je dat de moeite loont. Door de kuil heen,
kom je bij de overkant.
Ik heb een gruwelijke hekel aan de
leerkuil. Het liefst spring ik er overheen of loop ik gauw terug als ik er kom.
Falen is zeg maar echt niet mijn ding. Liever bereik ik nooit de overkant, dan
dat ik moet oefenen en falen of zelfs hulp vragen.
Zoon 2 kan nog zo vaak zijn van juf
geleerde rijmpje ‘van proberen ga je leren’ opzeggen, ik leer toch bij voorkeur
zonder proberen. Gewoon, hoppa, in een keer goed. En anders maar niet.
Toch is dat niet hoe ik het wil. Ik
wil leren. Leren om te durven falen. Ik wil de moed vinden om door leerkuilen
heen te gaan. Om te leren door proberen.
En soms, als ik goed kijk, vind ik
die moed. Want dan zie ik Wie er aan de overkant staat. In zijn ogen ligt niet
het oordeel dat ik verwacht. Geen spottende grijns. Geen ongeduldige blik.
Integendeel. Hij steekt zijn Hand al uit, klaar om mij weer omhoog te trekken.
Reacties
Een reactie posten