Ongenode gast


Hij kwam niet helemaal onverwacht. Een tijdje ervoor had hij zijn komst al aangekondigd. Niet iedereen die hem ontmoet heeft dat geluk. Bij sommigen staat hij zomaar onverwacht op de stoep. Zij kunnen zich niet op zijn komst voorbereiden. Ik wist dat hij kwam, al was er nog maar weinig tijd voordat hij zou arriveren. Maar wat zet je klaar voor zo’n bezoeker?

Ik had hem niet uitgenodigd. Maar hij zei dat hij moest komen. Toen hij op de stoep stond had ik het liefst de deur weer in zijn bleke gezicht dichtgegooid. Maar voor ik het wist stond hij binnen. Hing zijn lange jas aan de kapstok en liep verder het huis in alsof hij de weg al kende. Aan zijn grote koffer zag ik wel dat hij rekende op een lang verblijf.

Onze gast bleek een echte gangmaker. In negatieve zin. Zijn grappen voelden als nagels over een schoolbord. Bulderend lachte hij er in zijn eentje om. Waarna dan een stilte volgde die door merg en been ging. Zo hing hij tot ’s avonds laat op de bank, de sfeer verpestend.

Overal ging hij met mij mee. Volkomen ongevoelig voor het begrip ‘persoonlijke zone’. Zaten we lekker te eten, plofte hij erbij aan tafel en schepte zichzelf een flink bord vol op. Neuriede ik dromerig voor me uit tijdens het koken, stond hij ineens naast me. Kroop ik ’s avonds moe in bed, lag hij daar al te wachten. Toen hij na een paar weken ook nog eens met de zoveelste berg stinkende zweetwas aan kwam zetten had ik het helemaal met hem gehad. Woedend pakte ik hem met al mijn kracht beet en sloot hem op in de gangkast. De sleutel legde ik hoog weg.

Twee dagen later was ik zijn onophoudelijke gebonk en geschreeuw zat. Toen ik de deur opende keek ik hem fel aan: ‘Wanneer denk je te vertrekken?’ beet ik hem toe. Waarop hij kort maar duidelijk antwoordde: ‘Nooit. Ik blijf.’ Hij leek vastbesloten. En ik besefte dat ik niet anders kon dan mij gewonnen geven. Hij zou blijven. En ik wist dat het voor altijd zou zijn.

In de tijd erna zochten we naar een manier om het samen uit te houden. Het ging met vallen en opstaan, maar we deden ons best. En met resultaat. Inmiddels ben ik gewend aan zijn vreemde gewoonte om plotseling te verschijnen en verdwijnen. Al blijft het ongemakkelijk. We zijn overeen gekomen dat hij niet meer in mijn bed slaapt. Ik heb hem een zolderkamer toebedeeld om zich terug te trekken. Het grootste deel van de tijd zit hij daar. Een enkele keer houdt hij zich niet aan die afspraak. Dan val ik tegen hem uit en stuur hem boos naar zijn eigen bed. Zijn was blijft vreselijk stinken, maar soms doet hij die zelf.

Het lastigst zijn de hoogtepunten in het leven. Die zou ik graag vieren zonder onze gast. Een grote ontwikkeling bij een van de kinderen, een verjaardag, het eerste kievitsei als voorbode van de lente. Maar altijd weer zit hij er met zijn neus bovenop en viert het mee. De ene keer verdraag ik dat geduldig, de andere keer zou ik hem het liefst weer in de gangkast stoppen.

Nog vaak wens ik dat onze gast op een dag zijn koffer weer vult en vertrekt. Maar ik weet dat hij niet meer gaat. Nou ja, op een dag wordt hij opgehaald. Dat weet ik zeker. Op die dag zal er weer iemand op de stoep staan. Als ik dan de deur open, zie ik een Man die tegelijk kracht en vrede uitstraalt. En als ik hem dan de hand schud zie ik in zijn handpalm een ruw litteken. ‘Ik kom jullie gast halen,’ zegt hij dan, ‘en ik beloof je dat je hem nooit meer zult zien.’

Onze gast heet Rouw. Hij woont al ruim drie jaar bij ons.

Reacties

Populaire posts van deze blog

De toekomst wekt het verleden.

Bang