Gastvrijheid


 Zo, ik heb weer een hoop geoefend. Twee verjaardagen in ruim een week zijn een fantastische oefening voor mij.

Allereerst in zelfbeheersing natuurlijk. Zoveel lekkere taart en borrelhapjes, dat is vragen om moeilijkheden. Verder heb ik geoefend in dankbaarheid. Voor alle mooie cadeaus en lieve wensen. Wat een liefde krijg je over je heen als je jarig bent, geweldig!

Maar dat geoefen viel in het niet vergeleken met het laatste waarin ik mij heb getraind. Gastvrijheid. Man, dat was een heuse workout voor mijn geest.

En begrijp mij niet verkeerd. Er is weinig in de wereld waar ik meer van geniet dan van het samenzijn met anderen en genieten van elkaars gezelligheid. Gasten ontvangen is niet iets dat ik doe omdat het moet, maar op zijn minst ook omdat ik het ontzettend leuk vind.

Een van de eerste dingen die ik kocht vanuit mijn studentenkamer was een kratje bier. Ik drink zelf geen druppel van dat spul. Niet te doen gewoon. Maar dat kratje stond er voor gasten. En niet alleen maar om op te zitten. Mijn Sallandse huisgenoot vond dat ik op het gebied van gastvrijheid wel een Sallander had kunnen zijn. Vanuit zijn mond was dat een compliment om van te gaan glimmen.

Algauw ontdekte ik dat er meer manieren waren om mensen om mij heen te verzamelen. Mijn zolderkamertje had een raam dat uitkeek op de straat van universiteit naar bibliotheek en vice versa. Druk bewandeld door studenten, docenten en vergelijkbaar volk. Mijn raam had een vensterbank waar ik heerlijk kon zitten mijmeren en naar buiten staren. Ik voelde mij soms net de koningin, omdat ik naar vrijwel iedere voorbijganger terug kon zwaaien. In een goede bui gooide ik het raam weleens open en riep naar wie er ook maar aan bekenden voorbij kwam: ‘Koffie?!’ Dat bleek een fantastisch middel om mijn krakkemige bankje, seventies-schommelstoel, gekregen bureaustoel en de eerder genoemde vensterbank vol mensen te krijgen. Natuurlijk moest ik dat niet te vaak doen, want op tijd afstuderen vraagt om prioriteiten stellen.

Toen we trouwden werd mijn oude bed omgedoopt tot logeerbed. Altijd opgemaakt, je weet maar nooit of er iemand plotseling een slaapplek nodig heeft. Er werd niet vaak gebruik van gemaakt, maar het is toch fijner om iemand die acuut moet overnachten een bed aan te bieden dan een luchtbed met potentiële lekkage.

Ook toen we naar onze huidige woonplaats verhuisden bleef ik gasten ontvangen mooi vinden. Twee leden van een Amerikaans blazersensemble overnachtten in ons huis. Het complete dispuut van manlief logeerde hier. Sloten koffie hebben we gezet en vele stoelen hebben we versleept voor allerlei vergaderingen, bijbelstudies en etentjes die bij ons aan huis werden gehouden. Ruimte genoeg hier.

Zoon 1 heeft het inmiddels ook door en geniet net zoveel als ik van het uitnodigen van anderen. Op zondagochtend bij de koffie na de kerkdienst is niemand veilig voor zijn gezwengel aan je arm en zijn hertenogenblik die vraagt of je zin hebt om bij ons te komen koffiedrinken. Als extra verkooptruc hebben we vrijwel altijd zelfgemaakte taart op zondag. Die we natuurlijk heus niet alleen op krijgen.

Ik geniet van de mensen die hier in huis komen. Het is mij een eer ze te ontvangen.

En toch. Die weerbarstige praktijk.

Als pastor kom ik soms bij mensen die het zoveel beter kunnen. Die weten precies wanneer (en of) ze mijn jas aan moeten pakken, waar je over praat in de hal, wanneer je iemand een stoel aanbiedt en wanneer iets te drinken en in welke volgorde, op welk tijdstip van de dag je welk soort versnaperingen aanbiedt, die weten wanneer het tijd is voor de tweede ronde koffie of thee, die bij het tweede kopje thee een chocolaatje serveren….en ik kan nog wel even doorgaan. Van die mensen die de kunst van het gasten ontvangen tot in de puntjes beheersen.

Ik geloof niet dat ik in mijn leven ooit een jas aan heb gepakt. Bij mij staan de gasten soms eerst een kwartier noodgedwongen in de hal te praten omdat ik vergeet ze een stoel aan te bieden, waarna ik het gesprek dat net inhoud begint te krijgen onderbreek om alsnog naar de woonkamer te verkassen. Ik ben ertoe in staat om borrelhapjes bij de koffie te serveren en taart bij de wijn. En van een tweede ronde koffie of thee komt het vaker niet dan wel, laat staan dat ik nog aan een chocolaatje denk, mijn hoofd te vol met alle gesprekken die ik voer of wil voeren. Vreselijk vind ik dat van mijzelf.

Ik heb een vriendin die inmiddels niet meer moeilijk doet. Als het haar te lang duurt voor ik thee zet pakt ze zelf de waterkoker en gaat aan de slag. Ze weet waar alles staat. En eigenlijk vind ik het wel best. Ze voelt zich volkomen vrij om in mijn keuken rond te rommelen en ik laat haar graag haar gang gaan. Misschien heeft gastvrijheid er wel iets mee te maken dat gasten zich vrij voelen bij je thuis.

Ik hoop dat mijn huis zo heeft gevoeld. Dat wie er was zich vrij voelde. Ik hoop dat ook voor het huis waar manlief en ik over ruim een maand met de kinderen heen verhuizen. Dat het als een thuis mag voelen voor wie er komen zal. Een huis waar je je vrij voelt. Ook om een theedoek te pakken als het nodig is. Of een koffiezetapparaat aan te zetten. Of in de pannen te roeren. Troep die in de weg ligt op te ruimen. Een kind te sussen dat schreeuwt. De tafel te dekken als het etenstijd is. Zet gerust ook een bord voor jezelf erbij.

Dan probeer ik af en toe voor een chocolaatje bij het tweede kopje koffie te zorgen.

 

‘Houd de gastvrijheid in ere, want zo hebben sommigen zonder het te weten engelen ontvangen.’ (Hebreeën 13:2)

Reacties

Populaire posts van deze blog

De toekomst wekt het verleden.

Bang